Levercirrose betekent dat de gezonde cellen in de lever worden vernietigd en geleidelijk aan vervangen door littekenweefsel. De lever verandert van een groot, glad orgaan naar een hobbelige en harde massa.
Hierdoor werkt de lever niet meer goed en verliest het zijn functies (aanmaak van bloedcellen, eiwitten en stoffen die zorgen voor de stolling van het bloed in het lichaam; afbreken van medicaties; verwijderen van schadelijke stoffen). Doordat de lever ‘harder’ wordt ontstaat er een hogere druk ter hoogte van het bloedvatensysteem tussen de darmen en de lever (portale hypertensie) waardoor er complicaties kunnen optreden en een ziekenhuisopname vaak nodig is.
In een vroege fase van levercirrose hebben de meeste patiënten geen klachten.
Vaak voorkomende symptomen van levercirrose zijn:
Wanneer iets de lever beschadigt, probeert de lever zichzelf opnieuw te herstellen. Dit proces veroorzaakt littekenweefsel op de lever.
Mogelijke oorzaken van beschadiging aan de lever zijn:
Wanneer je levercirrose hebt zullen er bloedtesten nodig zijn om de oorzaak van de levercirrose op te sporen en om de ernst van de levercirrose in te schatten.
De ernst van de levercirrose kan berekend worden in het bloed aan de hand van de volgende scores:
Dit is een soort scoresysteem voor patiënten met levercirrose. De patiënten met levercirrose worden ingedeeld in drie klassen: klasse A (score 5-6), klasse B (score 7-9), klasse C (score 10-15). Patiënten worden ingedeeld in deze klassen op basis van hoe goed ze functioneren en welke complicaties ze hebben. In klasse C zitten de patiënten met de meest ernstige levercirrose.
Dit is een berekening voor het eindstadium van leverziekte op basis van de bloeduitslagen. Er wordt een schatting weergegeven van wat de overlijdenskans is de komende 3 maanden voor deze patiënten. Hoe hoger de score, hoe hoger de kans op overlijden. De score kan variëren van 7 tot 40. Wanneer een patiënt een MELD score heeft tussen de 15 en de 20 wordt er gekeken of de patiënt in aanmerking komt voor een levertransplantatie.
Bij een bloedonderzoek wordt een buisje bloed afgenomen uit een ader aan de binnenkant van de arm, meestal in de plooi van de elleboog. Om deze ader goed te kunnen zien en voelen wordt een stuwbandje strak om de bovenarm getrokken. In de ader wordt geprikt met een naald waardoor het bloed in het buisje wordt gezogen. De naald wordt maar één keer gebruikt en daarna vernietigd.
Radiologisch onderzoek
Om de 6 maanden moet er bij patiënten met levercirrose ofwel een echografie van de buik (echo abdomen) gebeuren of een MRI scan van de lever. Dit is nodig omdat deze patiëntengroep een hoger risico heeft om leverkanker (HCC) te ontwikkelen. Op zowel een echografie als een MRI scan zijn deze ‘plekjes’ goed te zien als ze er zijn.
De fibroscan is een onderzoek waarbij de stijfheid van de lever wordt gemeten. Hoe meer littekenweefsel, hoe stijver de lever.
Een fibroscan is een onderzoek waarbij men een soort echokop plaatst tussen de ribben aan de rechterkant van het lichaam (plaats waar de lever zich situeert). Er worden kleine schokgolfjes naar de lever gestuurd. Het onderzoek duurt ongeveer 10 minuten en doet geen pijn.
Bij iedere patiënt waarbij levercirrose wordt vastgesteld is het nodig om een onderzoek te doen van de maag (gastroscopie). Dit is om spataderen in de slokdarm op te sporen. Indien deze niet behandeld worden kunnen ze grote bloedingen teweeg brengen.
Bij een maagonderzoek wordt een buis via de mond ingebracht. In deze buis zit een camera en licht. Hierdoor kan er gemakkelijk gekeken worden in de slokdarm en de maag en kunnen de spataderen eventueel behandeld worden.
Een biopsie is het nemen van een stukje weefsel van de lever om dit dan verder te onderzoeken. Wanneer de oorzaak van de levercirrose moeilijk te vinden is, of wanneer er een bewijs nodig is voor terugbetaling van bepaalde medicatie is een leverbiopsie noodzakelijk. Er bestaan twee soorten leverbiopsie:
Na deze beide biopsies gaan de stukjes weefsel naar het labo om verder onderzocht te worden. De uitslag hiervan krijgt u op de volgende consultatie die kort nadien gepland wordt.
De behandeling van de levercirrose hangt af van de oorzaak ervan, de ernst van de cirrose en welke symptomen de patiënt heeft. Als de levercirrose in een vroege fase wordt vastgesteld kan er nog herstel van de functies van de lever optreden. Aangezien levercirrose moet gezien worden als een chronische ziekte is een goede opvolging van minimum iedere 6 maanden noodzakelijk.
Sommige oorzaken van levercirrose kunnen behandeld worden:
Door de levercirrose kunnen de bloedvaatjes rond de slokdarm opzwellen en zelfs ‘springen’ waardoor er bloedingen kunnen zijn. Om dit te voorkomen bestaan de volgende mogelijkheden:
Mensen met levercirrose hebben een grotere kans op een infectie, en als ze een infectie hebben worden ze ook zieker dan patiënten zonder cirrose. Hierdoor hebben deze patiënten vaak nood aan antibiotica. We raden deze patiënten aan om de volgende vaccinaties te laten zetten om zware infecties te voorkomen:
Er kan lactulose (Bifiteral®) of rifaximine (Targaxan®) opgestart worden zodat de patiënt minder verward is. Deze medicatie wordt terugbetaald via het ziekenfonds.
Patiënten met levercirrose hebben andere lichamelijke behoeften naar voeding toe: ondervoeding moet worden voorkomen, de spiermassa moet op peil worden gehouden, enz. Een brochure met informatie hieromtrent tref je hier aan.
Indien er geen andere opties meer zijn, kan er voor een levertransplantatie gekozen worden. Hiervoor sturen we patiënten door naar UZ Leuven of naar UZ Gent.
Je kan je kansen op levercirrose verminderen door de volgende maatregelen in acht te nemen:
Dagelijks bereikbaar van 08:30 - 17:00 (uitgezonderd woensdag)